WaddenWandelen  

Maandag/dinsdag 6/7 september 2021. Zonnig en warm, 23 graden. 18 km.  

Terschelling: de westkant, Terschelling West - Hoorn.  

We zwaaien de schoorsteenveger gedag en hijsen de ingepakte rugzakken op de schouders. Op naar Terschelling, het volgende eiland in de reeks. Na een voorspoedige treinreis komen we aan in de haven van Harlingen. We hebben nog ruim de tijd voor een kop koffie op het zonnige terras van rederij Doeksen.

Het beloofd een mooie week te worden en we hebben daarom voor 4 nachten geboekt op het Natuurkampeerterrein West-Terschelling. Na bijna 2 uur varen zijn we op het eiland. We lopen dwars door het dorp richting de niet te missen Brandaris. Daarna is het nog een kwartiertje doorlopen naar de kampeerplaats. We kunnen de tent nog neerzetten met voldoende licht, maar in dit jaargetijde is het vroeg donker. Na enkele broodjes en een glas wijn liggen we er vroeg in. Eerlijk gezegd niet alleen daarom, maar we worden ook belaagd door horden muggen die ons lek willen prikken.

De volgende morgen staan we om half 8 op. Alles is nog nat van de dauw maar dat veranderd snel als de zon boven de bomen uitkomt. Rond 10 uur starten we onze wandeling door eerst naar het centrum van “West” te lopen, waar de eerste mensen al weer op de terrasjes zitten. We staan even stil bij de reusachtige Brandaris, de oudste nog werkende vuurtoren van Nederland. In 1323 werd Sint-Brandariuskerk gebouwd, genoemd naar de heilige Brandaan. De toren van de kerk diende als vuurbaken voor de scheepvaart, die vanaf de Noordzee via de Zuiderzee op weg was naar Amsterdam. Het was belangrijk dat de nauwe doorvaart tussen Vlieland en Terschelling duidelijk herkenbaar was. De Hanzestad Kampen betaalde mee aan deze eerste vuurtoren. Omstreeks 1570 stortte de eerste toren in zee en het duurde tot 1594 voordat de huidige Brandaris, een stuk verder in het binnenland werd opgebouwd.  

De eigenlijke wandeling wordt aangevangen in de haven van West-Terschelling. We staan even stil bij een monument voor alle Terschellingers die op zee het leven hebben gelaten. Het doet denken aan storm, hoge golven en een hard bestaan als visserman. Nooit weten of jij de volgende bent. We vervolgen de route over een schelpenpad langs het Groene Strand. Tot 1800 kwam de zee hier nog tot aan de duinen, maar sindsdien is een voor de kust liggende zandplaat deze kant opgeschoven en heeft een groene zone gecreëerd.

Na zo’n 2 kilometer buigen we af in het Donkere Bos, waarin zich ook onze camping bevindt. Er wordt gewerkt aan diversiteit in het bos, mede door het wegkappen van vliegdennen. Je ziet dat door de ontstane open ruimten direct struiken en groen loof hun kansen grijpen. Het vast houden van vocht is ook beter tegen eventuele bosbranden. Na de laatste plukjes bos komen we op de Longway, een pad dat tussen 1914 en 1916 is aangelegd door werklozen voor de aanleg van het allereerste strandhotel, Paal 8. Eigenlijk hadden ze het paviljoen Tiperary moeten noemen naar het gelijknamige liedje dat door de arbeiders werd gezongen.

Bij een nat gebied staat een bordje dat hier de watercrassula wordt bestreden. Nooit van gehoord. Het schijnt een agressief groeiende vijverplant te zijn die niet van origine op Terschelling thuis hoort. De crassula verdringt andere planten en dat kan niet in een Natura 2000 gebied. Door de natte duinvalleien wat droger te laten worden sterft de plant af, hij kan niet tegen droogte. Dat is wat ze nu doen. Het pad gaat oostwaarts door golvende duinen bedekt met grassen en ook opvallend veel bloeiende heide. Waar de kleuren er op de Veluwe en in het oosten van het land al uitraken, is het hier nog overwegend paars. 

De markeringen zijn niet je van het, mede daardoor lopen we verkeerd en komen bij enkele bunker/opslagruimten uit WOII tegen. Het gaat hier om bunkerstelling Margot, ooit uitgerust met 75 bunkers. Het was primair een luisterpost, met 2 Wurzburg radarsystemen en geluidsapparatuur om op afstand scheepsschroeven te kunnen horen. Ook niet verkeerd met enkele origineel gemetselde figuren, die er op afstand bedrieglijk echt uitzien. We lopen een eind de gemetselde loopgraven in. Bijzonder dat deze er nog zijn. Sommige bunkers kan je vanaf de weg zien, maar de meeste van de op Terschelling overgebleven 100 bunkers zal je toch echt moeten gaan zoeken. 

Schuin achter het bunkerterrein zien we een grot verwaarloosd gebouw staan. Het gaat om het voormalig appartementenhotel en AZC ’t Punthoofd. In 1999 moest het door het COA worden ontruimd vanwege achterstallig onderhoud. Het is niet bekend of en wanneer het wordt gesloopt. Naarmate we dichter bij het strand komen, wordt het steeds drukker. Dagjesmensen komen hier met de auto of op de fiets en vleien zich in het hete zand. De ouderen overheersen toch wel, ofschoon er ook gezinnen zijn met jonge kinderen. We zoeken een plekje in strandpaviljoen “West aan Zee” en nemen er een heerlijke lunch.

Verder gaat het weer, dit keer over het strand. Hoge golven ontbreken, maar kleine golfjes geven ook een ontspannend gevoel. Dit gecombineerd met een zwoele oostenwind en een strakblauwe lucht maakt het zomerse plaatje compleet. Bij Midsland aan Zee steken we een klein stukje landinwaarts om tussen de vele vakantiehuizen door te lopen. Na een kilometer buigen we weer af naar het strand.

Het eerste stuk door het mulle zand is altijd zwaar, maar vlakbij het water is de ondergrond wat harder en kunnen we goed doorlopen. Na weer 3 kilometer zien we een uitsparing in de duinen en slaan we af richting het dorp Hoorn. Het pad slingert weer door de duinen. Wandelaars en fietsers komen ons tegemoet en als we door een bocht komen zien we ineens een super gezellig ogend paviljoen “Kaap Hoorn” liggen, verscholen in de duinen. Het ziet er een beetje mediterraan uit, alleen de palmbomen ontbreken nog. Zonder wind is het hier net een kookpannetje, daar moet je wel tegen kunnen. Toch zitten er veel mensen, ook pal in de zon.

We steken nu de route af en komen via de Badweg uit in Hoorn. Na enig zoeken vinden we op een terrasje van restaurant Zonneweelde een mooie schaduwplek. Tijdens het wachten op de bus (lijn 1, halte Kerk) laven we ons aan een lekker koel biertje.

Na ons op de camping gedouched te hebben zoeken we in het dorp een leuk restaurant en genieten we van een heerlijke maaltijd. Het schemert al een beetje als we terug gaan naar onze tent. We zetten nog een kop thee, terwijl de muggen in grote getalen om ons heen zoemen.